Het is al sinds jaar en dag een bekend gegeven voor transpersonen in het zorgtraject, het geven van wenselijke antwoorden. Ook mijn transgender zoon en ik hebben dat gedaan. Ik weet nog goed dat hij vanwege de puberteitsremmers voor de bothuishouding in zijn lichaam veel melkproducten moest eten en drinken. Op die manier kreeg hij voldoende calcium binnen en dat is belangrijk. Maar ja, dat lukt met een tiener niet altijd even goed. Dat vertelde hij alleen niet bij het consult met de kinderarts.
En hij is beslist niet de enige. Al jarenlang hoor ik met grote regelmaat dat antwoorden gegeven worden waarvan men denkt dat de psycholoog of endocrinoloog dat wil horen. Recent nog een transman die mij belde. Hij had van de psycholoog de vraag gekregen of hij wellicht een vrouwelijke man was. Een vraag waar het zweet hem van uitbrak.
Enige reden hiervoor is angst. Bij ons was het de angst dat de puberteitsremmers gestopt zouden worden en bij de transman de angst dat hij geen diagnose zou krijgen. En zo zijn er legio verhalen en dat is bijzonder jammer. Vooral omdat de transpersonen zich de underdog in een machtspositie voelen op een plek waar ze bij uitstek zichzelf zouden moeten kunnen zijn.
Soms mijmer ik wel eens over hoe deze situatie op te lossen, maar ik vrees dat dat zo eenvoudig nog niet is. Ik denk dat veel samenhangt met de wijze waarop nu de diagnose genderdysforie wordt gesteld. Anders gezegd: de wijze waarop men moet bewijzen trans te zijn. Want wanneer ben je trans genoeg? Daarnaast zou het goed zijn als er ruimte komt voor als iemand even niet aan alle voorwaarden kan voldoen. Want zo werkt het nu eenmaal in het leven.